Skip to main content
Tips

Hoe studeer je een nieuw stuk in

By september 4, 2013januari 10th, 2024No Comments

Een manier van studeren die ik nog wel eens tegenkom, en die ikzelf vroeger ook gebruikte is het opdelen van de muziek in toonhoogte, ritme, articulatie en dynamiek zodat dit na elkaar kan worden ingestudeerd. Eerst worden de noten, dat wil zeggen de toonhoogte ervan, gespeeld. Dan wordt het ritme toegevoegd. Dan komen dynamiek en articulatie en als kers op de taart wordt ‘het gevoel’ toegevoegd, want dan hebben we tijd om daarop te letten.
Het punt is dat als je muziek op deze manier ontleedt, zij haar muzikale betekenis teveel verliest. Bovendien werkt de methode niet goed omdat voor je hersenen een noot niet los te zien is van de manier waarop je hem speelt, dus van zijn muzikale betekenis. Dit betekent dat als je erachter bent gekomen dat je een A, dan een B en dan een G moet spelen, je ineens alle grepen weer kwijt bent op het moment dat je deze noten in een ander ritme wilt spelen. Als je de noten met juiste toonhoogte en ritme dan toch hebt ingestudeerd maar zonder dynamiek dan raak je opnieuw in de war als je dynamisch gaat spelen. Idem met het veranderen van tempo, articulatie en klankkleur.

Het is dus niet handig als je steeds iets uit moet studeren bij het instuderen. De kunst is om op een andere manier het instuderen in stappen onder te verdelen. Hierbij acht stappen die je, of jouw cursist, kan volgen om een nieuw stuk in te studeren.

Sfeerproeven
Bekijk of beluister eerst het nieuwe stuk. Denk na over wat voor soort muziek het is qua stijl en sfeer. Het gaat er niet om een lezing te kunnen geven over het stuk maar om een gevoel te krijgen bij de muziek.

De groove
Bekijk in welk tempo het stuk ongeveer gespeeld moet worden en ook in welke maatsoort het staat. Samen met de stijl van muziek vormen tempo en maatsoort de basis voor de ‘groove’. Om dit te voelen, tel voor jezelf af als een drummer of een dirigent.

Het verhaal
Bekijk welke aanwijzingen in het stuk staan die samen de betekenis van de noten aangeven. Let op de vorm, sfeeraanduiding, dynamiek, articulatie, versieringen en het notenbeeld. Zijn het bijvoorbeeld snelle staccato noten die zacht en licht gespeeld moeten worden gevolgd door een gebonden langzaam gedeelte dat lieflijk moet worden gespeeld? Is het jazz standard waarvan je de tekst kunt bestuderen? Moet het in swing gespeeld worden? Is er een bepaald terugkerend thema te vinden? Samen vormt deze informatie een blauwdruk van het verhaal.

Het ritme
Leer het ritme
zonder te spelen! Er zijn veel verschillende manieren om ritme te oefenen zoals klappen en tellen of zingen terwijl je met je voet meetikt. Vind de manier die bij jou past. Zorg daarbij dat je altijd het ritme met de puls (de tel) combineert zodat jezelf kunt controleren. Zet dus een metronoom aan of oefen om mee te tikken met je voet of zeg de tel hardop.

De toonsoort
Bekijk in welke toonsoort het stuk staat bijvoorbeeld A mineur of F majeur. Welke voortekens staan erbij? Verandert het stuk nog van toonsoort? Ken je alle noten die in het stuk staan?

Doorspelen
Eindelijk. Pak je instrument erbij en speel het stuk door. Probeer daarbij zowel het ritme, de toonhoogte, dynamiek als articulatie ongeveer goed te spelen om zo de sfeer neer te zetten. Het zal nog niet helemaal goed gaan maar het geeft je wel een idee.

Moeilijke gedeeltes
Oefen dan de moeilijke gedeeltes eerst apart. Doe dit door ze op veel verschillende manieren te spelen! Een snel loopje kun je bijvoorbeeld in verschillende snelheden oefenen maar je kunt ook afwisselen in articulatie, dynamiek, kleur en accenten. Steeds verschillende lengtes van stukjes nemen werkt ook goed. Het op veel verschillende manieren spelen zorgt ervoor dat je nog ruimte hebt in hóe je speelt.
Snelle loopjes moet je ‘automatiseren’, dat wil zeggen dat je motoriek zó goed moet zijn ingestudeerd dat je er niet meer over na hoeft te denken, waardoor je op grote snelheid kunt spelen. Maar, als je je loopje altijd op één en dezelfde manier hebt geoefend, kun je het niet meer op een andere manier spelen. Het is dan een ‘gesloten automatisme’ geworden waardoor je je muzikaal niet goed kunt aanpassen. Dus als je band een beetje langzamer speelt dan jij hebt ingestudeerd heb je een probleem.

Helemaal spelen en variëren

Als je wat verder bent met het instuderen kun je het hele stuk achter elkaar gaan spelen. Speel het nooit steeds op dezelfde manier maar probeer altijd uit met verschillende speelmanieren om zo een breed palet aan uitvoeringsmogelijkheden te creëren. Je houdt jezelf scherp en je zult merken dat je steeds meer muzikale ideeën gaat krijgen!
Waarmee kun je variëren? Denk aan sfeer (zwaar, vrolijk, licht, relaxed etcetera), klankkleur, dynamiek, articulatie, timing en tempo. Ook bij klassieke stukken met veel aanwijzingen is er nog veel ruimte over om te variëren.

Mijn ervaring is dat met deze manier van oefenen er veel meer inspiratie komt hoe de muziek te spelen. Door af te wisselen in hoe je speelt ontwikkel je naast creativiteit ook nog eens je techniek.
Het helpt ook om je zenuwen onder controle te krijgen. Als je bezig bent met hóe je het speelt heb je minder ruimte om onzeker te zijn over of alles goed gaat. In je hoofd klinkt nu meer iets als laat ik dit eens in een spannende sfeer beginnen, of dit viel iets harder uit dan gedacht wacht dan maak ik er een grotere climax van, misschien dan juist weer zacht eindigen… Er is domweg geen tijd meer om je met mogelijke fouten bezig te houden. Een muzikale reis is daarnaast veel spannender om naar te luisteren dan een perfect afgespeelde versie, op elk niveau!

Leave a Reply