Skip to main content
Welk gedeelte van ons gedrag is bewust en welk gedeelte is onbewust?
Over dit onderwerp zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd en het blijkt dat onze gedragingen worden beïnvloed door allerlei processen waar wij ons niet bewust van zijn.
Zo imiteren we bijvoorbeeld onbewust de houding van degene met wie we praten. Waarschijnlijk heeft dit een sociale functie; een gesprek blijkt als prettiger te worden ervaren als elkaars houding wordt geïmiteerd. We staan er alleen niet bij stil dat we dit doen.
Een ander voorbeeld is de selectie die het onbewuste maakt uit wat we horen. Het onbewuste geeft het bewuste alleen de zinvolle geluiden door die we opvangen. Zo kunnen we bijvoorbeeld op een feestje toch een gesprek met iemand voeren ondanks alle andere gesprekken en de muziek om ons heen. Dat we eigenlijk veel meer dan het verhaal van onze gesprekspartner opvangen, blijkt als een paar meter verderop onze naam wordt genoemd. Dit wordt door ons onbewuste belangrijk genoeg gevonden om door te geven aan ons bewuste en ineens is je aandacht afgeleid.

Priming

In ons onbewuste zijn onze eerdere ervaringen opgeslagen. Deze ervaringen bepalen hoe wij de wereld zien, hoe we structuur geven aan wat we meemaken. We hebben steun aan deze structuur, maar deze zorgt ook voor allerlei vooroordelen.  Deze vooroordelen bepalen, in elk geval deels, hoe we op iemand reageren. We hebben allemaal een bepaald idee over ouderen, jongeren, mensen van een andere cultuur en ga zo maar door. Het kost moeite om niet automatisch te reageren, maar open te staan voor elke nieuwe situatie.
De stereotypen in ons bepalen dus deels ons gedrag zonder dat wij ons daar bewust van zijn. Het is zelfs zo dat wat wij horen of lezen gekoppeld wordt aan bepaalde oordelen of waarden en dat dát vervolgens bepaalt hoe wij ons gedragen! Dit verschijnsel heet priming.

Een voorbeeld: in een experiment dat een klassieker is geworden in de wetenschappelijke psychologie, kregen proefpersonen de opdracht om woorden in een bepaalde volgorde te zetten. Zij dachten dat het onderzoek ging over hoe snel ze de woorden op de juiste plek zetten, maar de woorden dienden alleen om te primen.  Ze werden namelijk onbewust geassocieerd met bejaard zijn (zoals ‘oud’, ‘grijs’ of ‘bingo’). Na deze taak werd stiekem gemeten hoe lang de proefpersonen erover deden om naar de lift te lopen. Wat bleek: zij liepen na afloop van hun taak langzamer dan de proefpersonen die niet waren geprimed. Het onbewuste was door de woorden aan het denken gebracht over hoe het is om oud te zijn en het gevolg was dat dat ze zich dus ook ouder gedroegen door langzamer te lopen. (1)

Prestatie en priming

Ook bleek dat zelfs onze prestaties worden beïnvloed door priming. Toen ik dat las werd ik als docent nóg meer getriggerd: het is dus niet zo dat de hoeveelheid kennis die je bezit absoluut is. Uit een ander onderzoek met priming bleek dat de uitkomst van een algemene kennistaak maar liefst 20 procent verschilde tussen negatieve en positieve geprimede personen. Proefpersonen die onbewuste associaties met professoren hadden gekregen, wat gelinkt wordt aan intelligentie, hadden 60 procent van de vragen goed. Voetbalsupporters en fotomodellen blijken een associatie te hebben met beperkte intelligentie en priming met deze groepen zorgde ervoor dat 40 procent van de vragen goed werden beantwoord. Geen priming had een resultaat van iets minder dan 50 procent goede antwoorden.

Ook valsspelen, je best doen en zelfs een mening vormen, blijken onder invloed van wat we vlak daarvoor hebben opgepikt aan indrukken, ook al is dat dus onbewust. (1)

Lesgeven en het onbewuste

Waarom dit verhaal over de invloed van ons onbewuste?
Als alles wat je uit je directe omgeving oppikt van invloed kan zijn op je gedrag inclusief je prestaties, dan zijn wij als docent natuurlijk erg bepalend hiervoor.

Onze woordkeuze is bijvoorbeeld van invloed: zeggen we dat een stuk ‘moeilijk’ is? Leggen we de nadruk op wat er fout gaat, of juist wat er goed kan gaan? Ik kan uit deze onderzoeken niet één op één conclusies trekken, maar ik ben er van overtuigd dat hoe enthousiast of onverschillig we zijn, of bang dat de leerling niet goed speelt, dit van invloed is op de prestaties van je leerling. Wij zijn dus niet alleen een objectieve waarnemer die luistert naar hoe goed er thuis is gestudeerd en daarop feedback geeft.

Het is niet mijn bedoeling om hiermee te pleiten voor krampachtig om het woord ‘fout’ heendraaien, of met een gedwongen grote smile te gaan lesgeven; het is echter heel interessant om jezelf te observeren en uit te proberen met dit gegeven. Hoe vaak gebruik je een negatief woord en hoe vaak een positief? Wat zijn je verwachtingen van een leerling en op welke manier geef je zelf het voorbeeld?

Toepassingen

Je kunt toepassingen bedenken voor de manier waarop het onbewuste werkt. Zoals gezegd kun je je woordkeuze aanpassen door je op mogelijkheden te richten in plaats van op de fouten. Je kunt ook een fout leuk maken, door je cursist expres de fout te laten maken of door hem ermee te laten improviseren. Soms lost de fout dan vanzelf op. De cursist snapt dan dat een fout niet absoluut is, maar afhankelijk van hoe je ermee omgaat. Dat geeft meer ontspanning, meer ruimte en meer zelfvertrouwen als je het weet op te lossen.

Een andere toepassing is om je leerling te laten inbeelden dat hij een bepaalde beroemde muzikant is: over positieve associatie gesproken! Net als in een rollenspel blijk je ineens iets te kunnen waarvan je niet wist dat je het in je had. Je kunt hier van alles bij betrekken: wat is de houding van deze persoon als hij of zij voor zijn of haar publiek in Carnegie Hall staat te spelen? Hoe zou diegene zich voelen? Met wat voor gemak zou deze persoon spelen?

De eerder genoemde imitatie van beweging gebruik ik in mijn lessen.  Als ik meebeweeg met mijn leerling beweegt hij vaak automatisch mee. Is dat niet het geval, dan worden mijn bewegingen toch opgepikt al is het misschien onbewust door middel van de spiegelneuronen die geactiveerd worden. Meebewegen kan helpen om de muziek beter te voelen. Vooral voor de leerling die moeite heeft met puls en ritme kan het helpen zo een verbinding met het lichaam te maken.
In andere woorden: ik kan praten over de puls en zo het bewuste van de cursist aanspreken. Ik kan ook meebewegen en zo het onbewuste aanspreken. Soms is het prettig als iets goed gaat zonder erover te praten. Welke methode beter werkt voor het thuis oefenen, voor de korte en voor de lange termijn is de vraag.

Bewust onbewust

De relatie tussen hoe wij docenten ons gedragen en hoe de cursist presteert is niet één op één te leggen. Ik denk ook dat het onmogelijk is om alle gevolgen van de handelingen van de docent wetenschappelijk te onderzoeken. Er gebeurt zoveel tegelijk in een les en al helemaal in een muziekles waarbij emotie, cognitie, motoriek, luisteren en communicatie allemaal een belangrijke rol spelen. Wel kunnen we zelf experimenteren en observeren en zo meer bewust worden van onze invloed op het onbewuste van onze leerlingen (en wellicht ook andersom!). Wij zijn niet slechts een luisteraar die teruggeeft aan de cursist wat hij hoort. De manier waarop wij dat zeggen, onze werkvormen en ik denk ook onze algehele uitstraling hebben daar invloed op. We kunnen door middel van onze werkvormen zelfs gebruik maken van de werking van het onbewuste en daarmee onze mogelijkheden vergroten én onze lessen plezieriger maken.

1. Bargh J.A., Chen, M., & Burrows, L. (1996). ‘The automaticity of social behavior; Direct effects of trait concept and stereotype activation on action’. Journal of Personality and Social Psychology, 71, 230-244

Gelezen in de boeken Het slimme onbewuste van Ap Dijksterhuis en Intuitie van Malcolm Gladwell.

Leave a Reply